Vroeger was looptraining alleen maar conditietraining, maar er zijn echter meer gebieden waar looptraining van invloed op is. Als voorbeeld het verhogen van de maximale snelheid en het snel van richting kunnen veranderen. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen de volgende deelgebieden:
- Snelheid;
- Uithoudingsvermogen;
- Starten en versnellen;
- Wendbaarheid.
Elk van deze gebieden vereist een eigen techniek en oefeningen om verbetering aan te brengen. Zo is de houding bij sprinten rechtop, terwijl deze bij starten voorover is. Denk bijvoorbeeld ook aan de specifieke techniek voor draaien, wenden keren en kaatsen. Daarnaast is kracht een belangrijke voorwaarde die een rol speelt bij al deze gebieden. Zo moeten de buikspieren kracht leveren om rotaties tijdens sprinten tegen te kunne gaan en is er veel kracht in de benen nodig bij starten, versnellen en van richting veranderen. De pijl tussen techniek en kracht is als volgt te verklaren. Voor een juiste techniek is ook kracht nodig; om de knieën hoog te heffen tijdens het lopen is kracht nodig in de beenheffers. Daarnaast komt er met name bij sprongkracht veel techniek kijken. Ieder sport vereist zijn eigen aanpak. De afstanden bij badminton verschillen bijvoorbeeld enorm van die bij voetbal en of hockey (11km) Zo wordt badminton gekenmerkt door korte periodes van activiteit door relatief lange pauzes tussen de rally’s. Het badmintonveld is bovendien zo klein dat spelers nooit op maximale snelheid komen. Het accent bij badminton ligt daardoor meer op starten, versnellen, afremmen, stoppen, wenden en keren. Daarnaast vinden er veel verplaatsingen in alle richtingen plaats om uiteindelijk steeds weer terug te keren naar omgeving basis.
Techniek is een voorwaarde die nodig is voor snelheid, uithoudingsvermogen , start en versnellingsfase en wendbaarheid. Het trainen van looptechniek kan op verschillende manieren plaatsvinden; door specifieke loopoefeningen (loopscholing) en door aanwijzingen tijdens het lopen zelf. Denk bijvoorbeeld aan schaduwen en het trainen van combinatie loop&slagbeweging. Bij loopscholing worden vaak deelgebieden getraind. Denk hierbij aan kniehef en hak-bil oefeningen. Het voordeel is dat ook coördinatie de aandacht op de ene beweging wordt gelegd zonder hinder te ondervinden van allerlei andere bewegingen. Het nadeel is dat slechts één puzzelstukje wordt getraind terwijl het bij het lopen juist ook om de verbinding ertussen gaat. Daarom is het belangrijk om alle deelbewegingen samen te smeden tot één totaalbeweging. Dit kan door aanwijzingen te geven en accenten te leggen bij het neerkomen, afzetten tijdens het wenden en keren. Een voorbeeld is het afzetten na een wisselopsprong waarbij het niet-standbeen zorgt voor de afzet.
Krachttraining onderste extremiteiten
Kracht van het onderlichaam is voornamelijk van nut tijdens de versnellingsfase (eerste meter[s]) en tijdens richtingsveranderingen. Daarnaast heeft kracht een gunstig effect op de preventie en herstel van blessures. Er zijn verschillende vormen van kracht die van nut zijn tijdens het lopen. Maximale kracht is functioneel bij starten, versnellen en wendbaarheid. Dit is het best trainbaar met (zware)gewichten, maar met het lichaamsgewicht zelf kan ook al een heel goede basis gelegd worden. Als BSNBBJ-selectie kies ik voor het laatste, immers kinderen en gewichten is geen optie. Voor deze basis zijn allereerst de buik en in de rugspieren van belang, omdat deze de romp moeten stabiliseren. Andere oefeningen die een goede basis vormen zijn bijvoorbeeld kniebuigingen, squatten, squatjumps, uitvalpassen, opdrukken, rechte en schuine buikspieren, planken, buiklig superman/women, kat/teen/arm. Daarnaast zijn er oefeningen om de explosiviteit te vergroten door allerlei sprongvormen zoals; bank op/af spring, touwtje springen, etcetera. We moeten uiteraard de enkels niet vergeten immers hoe harder wordt gelopen, des te harder wordt afgezet.
Belangrijk in het badminton is het gegeven dat we laag zitten, voeten schouderbreedte uit elkaar, licht door de knieën zakken en de hakken iets van de grond hebben. We praten dan over voorspanning. Nadat we een licht hupje (split-step)met de schouder in de richting van de hoek waar we naar toe moeten lopen hebben gemaakt wordt chassé of met één of meerdere kruispassen naar een hoek van het speelveld gelopen. Uiteraard is een combinatie van verschillende looptechnieken ook mogelijk.
Als voorspeler in het (G)DS houden in principe ons standbeen iets voor het andere been. Bij elke willekeurige netshot maken we een verdere uitvalpas met het standbeen en komen chassé weer terug zodat we bij een herhaling in het netspel, het standbeen voor hebben en afzetten met het andere been.
Voorveld
Als voorspeler in het (G)DS houden in principe ons standbeen iets voor het andere been. Bij elke willekeurige netshot maken we een verdere uitvalpas met het standbeen en komen chassé weer terug zodat we bij een herhaling in het netspel, het standbeen voor hebben en afzetten met het andere been.
Middenveld
Vanuit het middenveld zal men over het algemeen zijwaarts over een 1/2 respectievelijk een hele baan moeten verplaatsen. Dit zal bij bovenhandse slagen bij korte zijwaartse verplaatsingen over het algemeen met een jump zijn waarbij het been aan de buitenkant/zijlijn van het speelveld na de slag zorgt voor de afzet in tegengestelde richting. Bij een verplaatsing zal een ervaren speler vaak kiezen om over te stappen en gebruik te maken van een back-hand slag. Bij onderhandse slagen zoals een drive of lob ben ik van mening met name richting back-zijde bij een verplaatsing in zijwaartse richting over een half veld niet over te stappen, maar dit pas te doen bij een verplaatsing over de breedte van een heel veld. Ook hierbij ben ik van mening dat bij een korte zijwaartse verplaatsing niet overgestapt en vervolgens de shuttle arround the head geslagen moet worden en dat bij de zijwaartse verplaatsing van een heel veld de keuze, afhankelijk van de technische lenigheidgraad van de spel, wèl overstappen en een bovenhandse back-hand slag, of niet overstappen en een bovenhandse arround the head slag geslagen kan worden.
Achterveld
Indien er schuin achterwaarts verplaatst dient worden gebeurd dat meestal chassé naar de forehand zijde achterveld. Ook hier eindigen weer met een jump of een wisselopsprong. Belangrijk daarna is om aan te vangen met 2 chassépassen om van daaruit te versnellen in een voorwaartse richting. Voor een rechtshandige speler geldt dan bij een jump met het linkerbeen aanvangen met 2 passen en bij een wisselopsprong met het rechterbeen aanvangen met 2 passen.